Over de verregaande interesse van de Grieken in het gezin en de kinderen van anderen heb ik het ondertussen al meerdere keren gehad. Sinds de geboorte van ons eerste en momenteel enige kindje anderhalf jaar geleden ben ik daar zelf al voldoende mee in contact gekomen. Totnogtoe was die interesse doorgaans welgekomen en charmant, maar af en toe neigt die Griekse gewoonte al eens naar het irritante en bemoeizuchtige.
De interesse van de modale Griek (en dan vooral de modale Griekse vrouw) in het nageslacht van familie, buren, kennissen en zelfs vreemden, begint eigenlijk al bij de zwangerschap. Mijn vrouw was vijfenhalve maand zwanger toen wij een tweetal jaar geleden in Athene neerstreken. En vanaf dag één kwamen kwamen de vragen en opmerkingen over de aanstaande geboorte op haar af. Van vrienden en familie, uiteraard. Maar vaak ook van volslagen vreemden. Toevallige voorbijgangers op straat die in de omvang van haar buik een vrijgeleide zagen om spontaan een praatje te komen slaan en vragen te stellen over geslacht en de naam van het kind. Passanten die wilden weten of m’n vrouw last had van zwangerschapskwaaltjes. Af en toe ook een vraag over we hoe we het als Grieks-Belgisch koppel gingen aanpakken op het gebied van taal en opvoeding. Elk onderwerp kwam wel eens aan bod.
Gelukkig wist mijn vrouw als geboren en getogen Griekse wel wat op haar afkwam. Maar voor een Belg als mezelf was zulke spontaniteit nieuw en ongezien. Afgezien van een occasionele gepensioneerde met te veel vrije tijd en te weinig sociaal contact gaat toch niemand in België een zwangere vrouw aanspreken en haar vragen stellen over haar nakende kroost? De cultuurschok maakte al snel plaats voor appreciatie. Want wat was het best fijn om op de interesse van zoveel onbekenden te mogen rekenen. Een verademing na jaren van Belgische onverschilligheid. Ik kreeg het zelfs een beetje warm van de spontaniteit waarmee bijna elke toevallige voorbijganger op straat ons begroette met een welgemeende “Me to kalo!“, de vaste uitdrukking waarmee de Grieken een zwangere vrouw alvast een goeie bevalling wensen. En dat dus zelfs doen bij zwangere vrouwen die ze van haar noch kant kennen. De interesse nam sinds de geboorte alleen maar toe. Geen enkele Griek kan onze kleine hybride blijkbaar voorbijlopen zonder er even mee in interactie te gaan, en ons te vragen hoe hij heet, hoe oud hij is, en ga zo maar door. En wat welgemeende wensen betreft, zijn de “Me to kalo“’s sinds de geboorte vervangen door “Na sas zisei!“, de uitdrukking waarmee Grieken de ouders hun pasgeboren baby een goed leven toewensen. En “pasgeboren” valt ruim op te vatten: zelfs na anderhalf jaar wordt ons de wens soms nog eens toegedicht.
Conclusie: best fijn, al die interesse, toch? Nee, heus niet altijd. Want die interesse, hoe goedbedoeld ook, durft geregeld wel eens om te slaan in plaatsvervangende bezorgdheid. Oprechte bezorgdheid, ongetwijfeld. Maar vaak onnodig, en soms zelfs ronduit ongepast. Dat vrienden en (schoon)familie hier in Athene te pas en te onpas ons ouderschap gingen evalueren, lag opnieuw in de lijn der verwachtingen. Het fenomeen dat je ouders en/of schoonouders het als hun plicht zien om jou bij elke gelegenheid ongevraagd een aantal pointers te geven over de opvoeding van je kind, kennen we ook wel in België. Dat hun ideeën rond opvoeding vaak gebaseerd zijn op eigen ervaringen en gewoontes die nog dateren uit de vorige eeuw, deert hen daarbij niet. Dat die ideeën intussen ingehaald werden door modern onderzoek (en soms ook door simpel gezond verstand), al evenmin. De meeste Belgische dertigers met kinderen kennen het vermoedelijk wel. Het was dus geen verrassing dat ook in Griekenland tussen de (schoon)familie en kennissen heel wat zelfverklaarde opvoedingsdeskundigen bleken te zitten. Wie de Grieken een beetje kent, weet dat zowat elke Griek van boven de vijftig de algehele wijsheid rond opvoeding in pacht meent te hebben. En zij zullen je wel even haarfijn uitleggen wat jouw kind precies nodig heeft. Ook al hebben ze jouw intussen anderhalf oud kind sinds de geboorte amper twee uurtjes in actie gezien. Meer dan genoeg voor een accurate, op maat gemaakte pedagogische analyse, toch? Al een geluk dat mijn vrouw het lef heeft om zulke deskundige analyses van familieleden gewoon naast zich neer te leggen en haar eigen kennis en gezond verstand te volgen als het op de opvoeding van ons zoontje aankomt. Voor Belgen mag dit misschien vanzelfsprekend lijken, maar dat is het in Griekenland zeker niet. Hier geldt in vele families nog steeds het principe “oma en opa weten het altijd beter”. En de nieuwbakken mama’s en papa’s volgen dus toch maar liever hun advies, vaak tegen beter weten in. “Dogma” is niet voor niets een Grieks woord.
Lichtjes irritant dus, die goedbedoelde maar helaas ongevraagde en onnodige tips van onze naasten hier in Griekenland. Maar ze vallen in het niets in vergelijking met de nog veel ongepastere bemoeienissen van volslagen onbekenden. Een voorbeeld: ik maakte me afgelopen weekend op om met ons zoontje Aris een wandeling te maken. Aris is verzot op wandelingen, maar hij is dat veel minder op wat er aan voorafgaat: sokken aantrekken, schoenen dichtdoen, sjaaltje over de kop, en dikke jas aan… het hele gedoe is vaak een gevecht tussen ons tweetjes. Eentje dat Aris wel eens durft te winnen. En zo ook afgelopen weekend: ik had ondanks grote weerstand z’n sokken, schoenen en sjaal aangekregen, maar de jas lukte echt niet. Gelukkig ken ik m’n zoontje: wat niet lukt in de flat, lukt vaak wel zodra we de deur uit zijn. Om onverklaarbare redenen komt Aris tot rust eenmaal hij de frisse buitenlucht kan opsnuiven. En dus besloot ik zoals vaker gewoon even te wachten tot we de deur uit waren om z’n jas aan te krijgen. Geen marteling voor mij, en Aris vindt ’t ook beter zo. En een minuutje buiten zonder jas maakt ‘m absoluut niks uit, dat zullen de Belgische genen wel weer zijn. We waren echter nog geen tien seconden de deur uit, of een toevallige voorbijganger – ik schatte ‘m een jaar of vijftig – kon z’n bezorgdheid al niet meer onderdrukken: “Maar doe die jongen toch een jas aan, hij vriest zo meteen dood!” Ik had ‘m kunnen antwoorden dat ik dat ook zo meteen van plan was. Of dat we in Athene en niet in Lapland waren en dus nog wel een eind van de vriestemperaturen verwijderd waren. Of dat hij zich maar met z’n eigen zaken moest bemoeien. Vooral dat laatste lag op het puntje van m’n tong.
Uiteindelijk zei ik niets, en negeerde ik de goeie man gewoon. Het hoort nu eenmaal bij de Griekse stijl, weet ik ondertussen. De week ervoor – opnieuw tijdens een wandeling – had een voorbijganger me ook al vriendelijk toegeroepen dat ik de regenkap van Aris’ koets moest opendoen, zodat hij het niet nat zou krijgen. Voor de duidelijkheid: het regende niet eens. Ook m’n vrouw komt na haar wandelingen met Aris geregeld met zo’n verhalen thuis. Volslagen onbekenden die het nodig achten haar vriendelijk te vertellen hoe ze wel en niet moet zorgen voor Aris. Dat dergelijke opmerkingen vooral nu tijdens de winter komen, is ook al geen verrassing. Het is tijdens deze periode dat de meeste Grieken denken dat iedereen die zich buiten waagt zonder dubbele jas in deze onmenselijke winterse temperaturen van om en bij de 10 graden, ter plekke doodvriest. Het blijft toch een speciaal volk, die Grieken.