Afgelopen weekend mocht ik mijn allereerste Atheense voetbalderby meemaken. AEK ontving kampioen Olympiakos in het Olympisch stadion in Marousi, en gezien ik letterlijk aan de overkant van de straat van het stadion woon, had ik via mijn bedrijf – een van de sponsors van AEK – tickets voor de wedstrijd aangevraagd.
Voor wie het (Griekse) voetbal niet zo volgt: AEK – Olympiakos geldt niet als de moeder der Atheense voetbalderby’s. Die eer is weggelegd voor de klassieker tussen Panathinaikos en Olympiakos. Supporters van Panathinaikos en Olympiakos kunnen elkaars bloed wel drinken, en de hevigheid van de derby tussen beide aartsrivalen is tot ver buiten Griekenland gekend. De clash tussen AEK en Olympiakos moet daar echter niet zo veel voor onderdoen: het is en blijft een derby tussen twee van de drie meest succesvolle voetbalclubs uit Athene, dus sfeer is altijd gegarandeerd. Bovendien lijkt AEK zich dit seizoen als de grote titeluitdager van Olympiakos te ontpoppen, vanwege de desastreuze seizoensstart van het financieel geplaagde Panathinaikos. Dit leek dus het uitgelezen moment om de derby tussen AEK en Olympiakos bij te wonen.
Voor tickets waagde ik mijn kans bij mijn bedrijf, de Griekse Loterij – beter bekend als OPAP. Als aanbieder van sportweddenschappen is OPAP sponsor bij de meeste Griekse topclubs, waaronder AEK. Een leuke bijkomstigheid van zo’n sponsordeal is dat je als bedrijf voor elke thuiswedstrijd een aanzienlijk aantal tickets cadeau krijgt, die je onder zakenrelaties en werknemers kan verdelen. Bijgevolg mag elke werknemer tickets aanvragen, waarna de beschikbare tickets door middel van loting verdeeld worden onder de kandidaten.
Het zat me mee: niet alleen was ik bij de gelukkigen, maar mijn ticket was ook nog eens voor de loge. Ik had zelfs een extra ticket, maar twijfelde een beetje wie ik zou meevragen. Mijn vrouw is geen groot voetbalfan, en bovendien moest iemand voor de baby zorgen. Ik dacht ook aan m’n schoonvader, geboren en getogen in Piraeus en bijgevolg Olympiakos-fan (tot afgrijzen van mijn schoonbroers trouwens, die beiden Panathinaikos in het hart dragen). De man spreekt echter geen noot Engels, wat hem er niet van weerhoudt om te pas en te onpas een litanie in het Grieks af te steken, zoals het een Griekse schoonvader betaamt. Twee uur lang naar Griekse monologen luisteren, leek me toch maar geen goed idee. Uiteindelijk beloofde ik het ticket aan een Turkse vriend, net als mij een voetballiefhebber pur sang.
Iets na acht uur – een half uurtje voor aanvang van de wedstrijd – begaf ik me richting Olympisch complex. Vanaf de eigen straat kon ik zien dat de stadionlichten al overvloedig brandden, en met mij begonnen bosjes AEK-fans langs de vlaggenverkopers en eetkraampjes naar het stadion te draven. Eenmaal aan het stadion aangekomen, bereidde ik me voor op uiterst strenge veiligheidscontroles. De Atheense derby’s kennen een jarenlange traditie van supportersgeweld, en sinds een aantal jaar zijn supporters van bezoekende teams zelfs niet meer toegelaten. Ik ging dus uit van een rigoureuze fouillering. Viel dat even tegen: een veiligheidsagent tikte simpelweg met beide handen éénmaal vluchtig tegen mijn broekzakken, en dat was het. Ik zocht en vond mijn Turkse vriend uiteindelijk aan een andere ingang, waar ik me uit nieuwsgierigheid nog eens liet controleren. Zelfde routine: een lichte tik tegen mijn broekzakken, en ik mocht weer door. Blind vertrouwen in het gezond verstand de supporters blijkbaar.

Na vertoon van ons ticket gingen we de loge binnen, die nietmeteen adembenemend te noemen was: een bescheiden kabine van hooguit 20 vierkante meter met een vijftal eenvoudige fauteuils, twee tafels met bijbehorende stoelen, een kleine koelkast, en het gebruikelijke zicht op het voetbalveld. Van de verwachte televisieschermen geen spoor: aan de muur hingen enkel een aantal AEK-posters. Nu ben ik geen expert wat voetballoges betreft: ik was voordien slechts één keer in een voetballoge geweest, namelijk in Brussel op RSC Anderlecht. Die had echter een een beduidend stijlvollere indruk nagelaten. De loge van AEK had echter één groot voordeel ten opzichte van die van Anderlecht: terwijl ik in Brussel de wedstrijd als een luxegevangene achter het vensterglas van de loge moest volgen, kon ik me vanuit de loge van het Atheens Olympisch stadion via een deur simpelweg tussen de “gewone” supporters begeven en de echte sfeer van de wedstrijd opsnuiven.
Die sfeer zat er goed in op het moment dat beide ploegen het veld betraden: in alle supportersvakken werd bengaals vuurwerk afgestoken, en de gezangen van de AEK-aanhang – uiteraard gericht tegen Olympiakos – droegen een niet te ontkennen intimidatie. De vaste leuze “Gamiste, ton pousti, ton Olympiako!” (vanwege de explicietheid niet voor vertaling vatbaar, maar geloof me: allesbehalve een lofzang voor de tegenstander) werd door zowat het hele stadion – 40.000 AEK-fans – met indrukwekkende overtuiging uitgeschreeuwd. Voor de spelers van Olympiakos, die het zoals gezegd zonder aanwezige supporters moesten stellen vanwege de ban op bezoekende fans, moet de aanblik van 40.000 vijandige fans toch even slikken geweest zijn.

Ook na de aftrap bleven de aanwezige fans hun enthousiasme etaleren. Het miste zijn effect niet: AEK begon furieus aan de partij, met enkele loepzuivere kansen op de openingstreffer. Geen enkele ervan belandde uiteindelijk in doel, en bij elke gemiste kans uitten de fans hun – weliswaar oprechte – frustratie op een steeds hevigere manier. Toen Olympiakos halfweg de eerste helft plots tegen de gang van het spel in de score opende, kon het contrast dan ook niet groter zijn. Iedereen met verstomming geslagen, het hele stadion viel stil. Na een minuutje sprakeloosheid pikten de AEK-fans zichzelf dan voorzichtig op, met een aanmoedigend applaus voor hun ploeg, in de beginnende zoektocht naar de gelijkmaker. De AEK-spelers waren echter duidelijk aangeslagen door het onverwachte tegendoelpunt, en kwamen niet meer in hun aanvankelijke ritme. Maar de reactie van het publiek was des te opvallender: waar elke actie – met of zonder succes – van hun ploeg vóór de tegentreffer nog vol op positief enthousiasme onthaald werd, namen de fans na de 0-1 plots elke mislukte actie op de korrel – vaak op overdreven manier. Dat dit het zelfvertrouwen van de eigen spelers nog verder de grond inboorde, leek hen weinig te deren.
Het afreageren – al dan niet ten onrechte – van de frustratie op de eigen spelers is zeker geen fenomeen dat zich beperkt tot Athene of Griekenland. Ook de fans van Belgische ploegen maken zich geregeld “schuldig” aan dergelijk gedrag. Het ligt simpelweg in de aard van de gemiddelde voetbalsupporter – ongeacht zijn nationaliteit – om zijn onvrede te laten gelden over het feit dat het niet loopt zoals verwacht of gewenst. Soms is die geuite onvrede dus gericht aan de eigen spelers, maar naargelang de situatie vaak ook aan de tegenstander en, niet te vergeten, de scheidsrechter. Normaal supportersgedrag, over de landsgrenzen heen. Waar de Grieken echter van pakweg de Belgische fans verschillen, is de manier van reageren. Bij bijv. een mislukte actie van een van de eigen spelers zal een Belgische fan eens tegen zichzelf vloeken. Hoe groter de onvrede, hoe luider de vloek. Als het geduld van de fan dan echt op is, zal hij mogelijk beginnen fluiten of zich laten verleiden tot boegeroep, meestal in navolging van medesupporters. Griekse fans doen dit ook, maar voegen daar nog iets heel bizars aan toe. De Griekse fan gaat namelijk geregeld al brullend “in dialoog” met de dader (of het slachtoffer, al naargelang je het bekijkt) op het veld. Zorgt een eigen speler voor frustratie bij de Griekse fan, dan probeert die fan dus als het ware zijn frustratie door middel van (niet mis te verstane) woorden aan de speler duidelijk te maken.
Toen op een gegeven moment een van de AEK-spelers in balbezit een vrijstaande ploegmaat – Jakob Johansson – over het oog had gezien, brulde een man achter mij zijn onvrede dan ook uit volle macht uit: “Jij idioot, Johansson staat lichtjaren vrij, dat zie ik zelfs van hier!!” Ik dacht er nog even over na om me bij wijze van grap om te draaien en terug te roepen: “Er zit 40.000 man, hij hoort je niet!” maar ik liet het maar wijselijk zo. In plaats daarvan bedacht ik gewoon bij mezelf dat ik nog nooit een Belgische fan zo verbaal expliciet zijn onvrede had zien uiten. Een bedenking die me bij elke dergelijke gebrulde opmerking van de AEK-fans telkens weer overviel.
De sfeer bij de rust was door de 0-1-ruststand uiteraard een pak minder uitbundig dan voor de aanvang van de wedstrijd. En als spelers en fans de 15 minuten pauze al gebruikt hadden om te herbronnen en nieuwe moed te tanken voor de tweede helft, dan viel dat al snel lelijk tegen: na amper 20 seconden in de tweede helft verdubbelde Olympiakos de score. De stilte was nog frappanter dan bij het eerste doelpunt. Zonder het gejuich van de gebande bezoekende fans kon je bij het tweede tegendoelpunt bijna een speld horen vallen, een bijzonder surreëel schouwspel in een stadion met 40.000 mensen. De wedstrijd leek gespeeld, en bij de fans ebde het geloof volledig weg. Tot AEK een kwartier later dan toch de aansluitingstreffer scoorde. Het hele stadion veerde als een man recht, de hoop was opnieuw helemaal terug. Plots werd elke actie van de AEK-spelers opnieuw luidkeels toegejuicht. Zelfs bij minder geslaagde acties werden de spelers weer passioneel aangemoedigd.
Het hernieuwde enthousiasme van de fans miste zijn effect niet: AEK drukte door, en leek de wedstrijd steeds meer naar zich toe te trekken. Tot in de 70e minuut de scheidsrechter plots alle spelers naar binnen stuurde, tot consternatie van de fans, die geen flauw idee hadden waarom. “Ti ginetai?” Via een berichtje van mijn schoonbroer kwam ik uiteindelijk meer te weten: blijkbaar had de politie buiten het stadion traangas ingezet tegen AEK-fans, en was die overgewaaid naar het stadion waardoor verschillende spelers niet verder konden. Zoiets kan ook alleen in Athene, dacht ik. Na een onderbreking van uiteindelijk 15 minuten floot de scheidsrechter de wedstrijd opnieuw op gang. De AEK-fans, vastberaden om het herwonnen momentum niet opnieuw te verliezen, pikten meteen opnieuw aan met de gezangen en stuwden hun ploeg weer vooruit. Met succes, want tien minuten minuten later was de gelijkmaker een feit. Het stadion ontplofte, de 40.000 fans schreeuwden de voormalige frustratie van zich af. De anti-Olympiakosgezangen klonken nog luider dan voor de wedstrijd.
Het feest werd echter nog mooier voor de aanwezige fans: in de slotminuten ging AEK dankzij een derde doelpunt erop en erover. Het stadion was het delirium nabij: vóór mij vielen fans, nog volslagen onbekenden voor de wedstrijd, elkaar in de armen. Gebalde vuisten gingen de lucht in, en de anti-Olympiakosgezangen klonken nog triomfamtelijker dan voordien. Kort daarna volgde het eindsignaal, en de vierende AEK-spelers op het veld lieten zich van alle hoeken van het stadion maar wát graag toezingen. De kritiek en verwensingen die de fans voor de comeback nog naar hun spelers hadden geslingerd, leken alweer een ver verleden. De grilligheid van de Griekse voetbalfan…