Aris, onze 7 maand oude baby, wordt graag gezien in Griekenland. Door z’n Griekse grootouders en familie, uiteraard. Ze zouden ‘m doodknuffelen. Idem wat vrienden en kennissen betreft. Maar het gaat verder dan dat. Volslagen vreemden op straat raken steeds weer opgewonden bij het zien van onze kleine Grieks-Belgische hybride.
Ik zou maar wat graag geloven dat het aan de onweerstaanbare charmes van het geslacht Vanbellingen ligt. Dat mijn nakomelingen zo ongezien knap zijn dat geen enkele sterveling er aan kan weerstaan. Maar ik denk wel beter te weten. Niet dat Aris een lelijke donder is. Integendeel. Ook ik ben steeds weer verkocht elke keer hij me een glimlach schenkt. En voor wie denkt “Niet moeilijk, je bent z’n vader”: think again. Ik heb baby’s nooit schattig gevonden. En ook toen ik m’n eigen baby bij zijn geboorte voor het eerst in mijn armen hield, was de overheersende gedachte niet hoe knap hij wel was, maar wel hoe wonderlijk de natuur wel niet moet zijn dat ze mij kon laten huilen van geluk met dat hoopje lelijkheid in m’n armen. Om maar te zeggen dat Aris in mijn ogen aanvankelijk echt niet het aantrekkelijkste schepsel op de planeet was. Maar hij is er enorm op vooruitgegaan. Van pasgeboren hoopje lelijkheid naar schattige baby.
Maar dan nog is het opvallend hoeveel Grieken, vooral vrouwen, op straat of in een of andere winkel naar ons toekomen om Aris van dichtbij te mogen bewonderen. Bij zowat elke wandeling hoor ik wel iemand “Agapi mou!” (“mijn schatje!”) naar ons roepen. En ik denk niet dat ze het dan tegen mij hebben. Steevast worden we aangesproken door volslagen vreemden die willen weten hoe oud hij is. Onlangs in de supermarkt werden 2 Griekse verkoopstertjes nog helemaal gek toen we met Aris voorbijwandelden. Zo’n 10 minuten lang hebben we hen beurtelings Aris moeten laten vasthouden. De kippenschnitzels die ze de klanten hoorden te verkopen, konden hen worst wezen. Beiden zagen zich duidelijk geschikter als babysitter.
Voor de duidelijkheid: die overmatige interesse in m’n zoontje kan ik als vader uiteraard wel appreciëren. Maar zoals gezegd blijft het me verbazen. Aris is een schattige baby, maar hij is nu ook weer niet het achtste wereldwonder. Waarom dan toch steeds die aandacht? Het ligt vooral aan de Grieken zelf, die blijkbaar amper een baby kunnen weerstaan. Waar het precies vandaan komt, weet ik niet. Misschien vanwege het belang van kind en gezin in de orthodoxie? In ieder geval ben ik er redelijk zeker van dat het niet alleen onze baby is die de harten van de Grieken sneller laat kloppen. Zowat elke baby moet hier hoogstwaarschijnlijk hetzelfde lot ondergaan. Het zit in het DNA van de Griek – en dan vooral van de Griekse vrouw – om bij het aanschouwen van een baby een beetje verliefd te worden. Dat maakt van de baby nog geen natuurwonder.
Hoe ik dat weet? Door het feit dat in België geen kat omkijkt naar onze hybride (familie en vrienden buiten beschouwing gelaten natuurlijk). Toen we eind augustus met de toen drie maanden oude Aris een weekje in België doorbrachten, was er welgeteld één vreemde die ons aansprak en vroeg hoe oud hij was. Verder niemand. Weg onweerstaanbaarheid dus. Na maanden van overmatige Griekse aandacht en interesse was de Vlaamse onverschilligheid in onze nakomer best wel wennen. En dat terwijl ik als Vlaming eigenlijk net hetzelfde ben. Een vreemde baby maakt me evenmin wild, dus waarom zou dat voor andere Belgen wel het geval moeten zijn?
Komende woensdag vliegen we trouwens opnieuw voor een weekje naar België. Ditmaal ben ik alvast beter voorbereid op het bescheiden tot onbestaand enthousiasme van onbekenden bij het zien van de jongste Vanbellingen. Gelukkig komt Aris bij zijn Belgische grootouders en familie geen aandacht tekort. Meer hoeft dat ook niet te zijn.
[…] de voorspelling die ik in mijn vorig bericht maakte, is uitgekomen: niemand die in België omkeek naar de baby. Op donderdag brachten we zowat […]
LikeLike