De laatste week van oktober staat sinds mijn verhuis naar Griekenland garant voor een aantal vieringen, zowel persoonlijk als iets algemener. Of beter gezegd: deze week zou garant moèten staan voor een aantal vieringen. Want hoewel de redenen er zijn, laat ik de eigenlijke vieringen toch liever grotendeels aan me voorbijgaan.
Vooreerst is er mijn verjaardag, op 24 oktober. Op mijn leeftijd wordt verjaren echter steeds meer reden tot depressie dan tot vieren. En hoewel ik in het hoofd eeuwig jong blijf, staat de teller niet stil. 39 ondertussen. Amper een jaar tot ik verplicht op tram vier moet stappen. Ik vier m’n verjaardag ondertussen al jaren niet meer. En ik hou ‘m ook zoveel mogelijk stil, bijvoorbeeld op het werk. Het laat me ook meteen toe om te ontsnappen aan de traditionele Griekse verplichtingen op een verjaardag. Want, hoewel minder hoog aangeschreven als naamdagen, word je hier in Griekse bedrijven toch verwacht om taart of gebak mee te brengen op je verjaardag. En dan zijn de Griekse collega’s er als de kippen bij om je te feliciteren met een welgemeende handdruk of 2 stevige zoenen. Low-profile houden is dus een hele uitdaging, maar het is me dit jaar toch wel netjes gelukt.
Dezelfde week hadden ook alle Dimitrissen en Dimitra’s – en dat zijn er heel wat in Griekenland – reden tot vieren. Op 26 oktober wordt in Griekenland Agios Dimitrios, de Heilige Demetrius geëerd. En dus viert elke Dimitris en Dimitra die week met veel enthousiasme zijn of haar naamdag. Daarbij hoort ook mijn schoonvader Dimitris, die ons de zondag daarop uitnodigde voor een uitgebreid eetmaal. En dat allemaal ter ere van een voornaam. Zoals vermeld staan naamdagen hier nu eenmaal hoger aangeschreven dan verjaardagen, en worden die ook harder gevierd. Het blijft toch wennen voor me, die Grieks-orthodoxe tradities.
En terwijl ik met mijn Griekse schoonfamilie zondag – met twee dagen vertraging – de naamdag van mijn schoonvader vierde met een uitgebreid eetmaal, vierde de rest van Griekenland die dag alweer iets heel anders: Ochi-Dag, samen met de Griekse Onafhankelijksdag (25 maart) de belangrijkste nationale feestdag hier in de Helleense Republiek. Ochi-Dag (ochi = neen) is de herdenking van 28 oktober 1940, de dag dat de Grieken een ultimatum van Benito Mussolini verwierpen, en het Italiaanse leger de toegang tot het Griekse grondgebied ontzegden. De dag dat Griekenland betrokken raakte bij de Tweede Wereldoorlog.
Op 28 oktober wemelt het in Griekenland bijgevolg elk jaar van de parades. Zowat elke stad, gemeente en bijgehucht houdt een optocht waarin alle basisscholen – verplicht? – deelnemen en hun leerlingen laten paraderen in militaire cadans. Metamorfosi, de bijgemeente van Athene waar wij wonen, is geen uitzondering. In de basisschool tegenover onze flat werd al een week lang duchtig gerepeteerd: een leraar met megafoon in de hand, en de leerlingen die op zijn aangegeven toon zo synchroon mogelijk probeerden te marcheren. Met de Griekse vlag weelderig wapperend uiteraard.
Dat de “dag van de nee” jaarlijks zo hevig gevierd wordt en zelfs een even belangrijke status heeft als de eigenlijke onafhankelijkheidsdag, typeert nu eenmaal de Grieken. Het is eigenlijk een viering van wat misschien wel hun belangrijkste karaktertrek is: hun onbuigzaamhed. De trotse weigering om zich onder welke omstandigheden dan ook te onderwerpen aan de wil van een ander. Het is een trekje dat zich doorheen de hele Griekse cultuur en levensstijl laat kenmerken. Soms lokt het bij mezelf bewondering uit (die fantastische Griekse onverzettelijkheid toch!), andere keren dan weer frustratie (die verdomde Griekse koppigheid ook altijd!). Maar het hoort bij de Grieken: trots en onbuigzaam. En dat vieren ze dus symbolisch op 28 oktober.
De feestelijkheden zelf begonnen zondag in het centrum van Metamorfosi om 11 uur. Kort daarvoor wemelde het al van kinderen met Griekse vlaggen en volwassenen in traditionele Griekse klederdracht, die allemaal net een kerkdienst hadden bijgewoond. Om klokslag 11 nam een mij volledig onbekend persoon – het zal wel de burgemeester geweest zijn – de microfoon in de hand en begon hij een monoloog in het Grieks. Dankzij mijn steeds beter wordende kennis van het Grieks werd me snel duidelijk dat dat het een beschrijving was van hoe Griekenland zich in 1940 had verzet tegen Italië en de asmogendheden. Of de beschrijving accuraat was of toch eerder de nodige overdrijving over de Griekse moed bevatte, moet ik in het midden laten. De Griekse trots kennende, zou het laatstgenoemde scenario me niet verbazen.
Daarna volgde de parade, die – tenminste vanuit het oogpunt van een Belgische buitenstaander – niet echt veel om het lijf had. Een langgerekte optocht van als soldaten marcherende schoolkinderen, school na school die aan de beurt kwam. Had je er eentje gezien, dan had je ze eigenlijk allemaal wel gezien. Ik hield het dan ook snel voor bekeken : we werden tenslotte kort daarna verwacht bij schoonvader Dimitris.