Sinds ons zoontje Aris zo’n achttal maanden geleden – hij was toen 10 maand oud – begon te stappen, zijn bezoekjes aan Griekse speeltuinen een vaste gewoonte geworden. Sinds het stappen ondertussen ook is overgegaan in lopen, bezoeken we die speeltuinen ook met steeds meer regelmaat. Uit noodzaak, want nu Aris z’n beentjes steeds beter weet te gebruiken, gaat z’n oorspronkelijke habitat – ons flatje in Metamorfosi – hem steeds sneller vervelen. Hij wil ontdekken, en in onze tweekamerflat van nog geen honderd vierkante meter is alles ondertussen wel ontdekt.
Gelukkig biedt Metamorfosi, net als nagenoeg alle andere Atheense voorsteden, een indrukwekkend aantal speeltuinen. Wat helaas veel moeilijker te vinden is, zijn overdekte speeltuinen. Toch wel een beetje vreemd in een land waar de zon tijdens zomerdagen zo’n 12 uur lang onverbiddelijk hard brandt. Je merkt het ook aan de bezoekuren tijdens de zomermaanden: gedurende de hele voor-en namiddag liggen de speeltuintjes, hoe talrijk ook, en godverlaten bij. Ook tijdens het weekend. Het is pas om 19 uur ‘s avonds dat ouders en kinderen beginnen toe te stromen. Maar dat dan ook meteen in grote getale doen. Leek het grote aantal speeltuinen tijdens de hete, verlaten zomernamiddagen nog overdaad, dan bleek dat rond 20u ‘s avonds helemaal niet het geval te zijn: in elke speeltuin wemelt het tijdens de zomer dan van luidruchtige Griekse kinderen en hun praatvaardige ouders. De Grieken leven buiten, en de het leven van Grieken met jonge kinderen speelt zich voor een groot deel in de speeltuintjes af.
Terwijl in België de populariteit van buiten spelen in tijden van computergames, smartphones en tablets steeds meer lijkt af te nemen, geven hier in Griekenland ook de oudere kinderen nog steeds de voorkeur om hun vrije tijd buiten door te brengen. Wat daarbij ook opvalt, is dat de Griekse scholen de poorten van hun speelpaatsen ook na de lesuren openzetten voor jongeren. Tot laat in de avond lopen de speelplaatsen van scholen nog vol kinderen die er naar hartelust basketballen, voetballen en andere spelletjes spelen. Een fenomeen dat me doet afvragen waarom dit eigenlijk in België niet wordt gedaan. Belgische scholen gaan na de lesuren onverbiddelijk dicht, en het betreden van het schooldomein is dan “not done”. En dat terwijl hun speelplaatsen eigenlijk net de perfecte voorzieningen aan kinderen en jongeren bieden om zich uit te leven. Ik had het er een tijdje geleden over met een Belgische vriendin die in Athene op bezoek was. Haar verklaring was dat er in België geen nood toe is om de speelpleintjes van scholen aan te bieden na de uren. De meeste Belgische gezinnen beschikken namelijk over een eigen tuin om in te ravotten, in tegenstelling tot de meeste Grieken die in een flat wonen en hun toevlucht dus elders moeten zoeken. Misschien heeft ze wel gelijk. Maar dan nog blijf ik voorstander van de Griekse manier: zet de schoolpoort open en en laat kinderen lekker sociaal wezen, in plaats van hen te verplichten om zich elk terug te trekken in de eigen tuin.
Met zijn achttien maanden is Aris nog wat te jong om zich al tussen de baskettende en voetballende jongeren te begeven, dus blijft het voorlopig dus nog bij dagelijkse bezoekjes aan de speeltuinen hier in de buurt. Maar ook daar, tussen de kleuters en peuters, merk je al het verschil in sociale omgang tussen de Grieken en de Belgen. Zo blijkt het in Griekenland een natuurlijke gewoonte om speelgoed te delen. Als een kind bijvoorbeeld een bal heeft meegebracht, maar er zelf even niet mee bezig is, dan maakt hij of zij er doorgaans geen enkel probleem van dat een ander kind er even met de bal vandoor gaat. Onder invloed ook wel van de ouders, die er duidelijk veel belang aan hechten dat hun kinderen leren delen. En misschien zullen veel Belgische ouders beweren net hetzelfde te doen, maar het voelt toch anders aan. Vanzelfsprekender. Tijdens een van m’n eerste bezoeken had ik Aris bijvoorbeeld op de wipplank gezet, toen ik in een van m’n ooghoeken een mij totaal onbekend kind plots doodleuk zag spelen met de speeltjes die aan Aris’ koets hangen. Elke Belgische vezel in m’n lijf schreeuwde verontwaardiging uit, want ongevraagd beslag leggen op het speelgoed van mijn kind, dat doe je niet. Volgens mijn Belgische opvoeding, althans. Ondertussen weet ik dat de Grieken van dergelijk gedrag geen punt maken. Dat het eigenlijk net de norm is hier. En waarom niet eigenlijk. Niks mis met het principe van een gemeenschap waarin buren elkaar iets gunnen.
Ook leuk om te zien hoe Aris als nieuwkomertje (en als benjamin, want hij is er zowat de jongste) wordt behandeld door de andere, al iets oudere kinderen. Maakt hij in z’n ongecontroleerd enthousiasme een ongewilde tuimelperte in het zicht van de andere kinderen, dan aarzelen ze niet om hem terug recht te helpen. En als hij per ongeluk z’n speelbal iets te ver gooit, brengen ze die meteen terug. Hartverwarmend.
Ondertussen is de zomer echter alweer een paar weken voorbij. De temperatuur haalt nu al een tijdje niet meer de 25 graden, en vooral ‘s avonds koelt het enorm af. Resultaat: geen kat meer te bespeuren hier in de speeltuinen. Terwijl het er hier nog geen twee maanden geleden ‘s avonds in elke speeltuin nog levendig en gezellig aan toe ging, liggen ze er dezer dagen godverlaten bij, en zijn Aris en ik steevast de enigen op de schommels, wipplanken en glijbanen. Want da’s dan weer een Belgische deugd: wij laten ons toch niet afschrikken door een beetje regen en wind. Dikke jas aan, en we spreken er niet over.