Ik ben geboren en getogen in Dendermonde. Kleine gemeente (zelfs naar Belgische normen) in Oost-Vlaanderen, nog geen 50.000 inwoners. Liefde en werk dreven me meer dan 25.000 kilometer verder naar Metamorfosi, voorstadje van Athene en plaats van herkomst van mijn Griekse echtgenote. Inwoneraantal: 30.000, nog minder dan Dendermonde. Twee weinig tot de verbeelding sprekende gehuchtjes die zich aan tegengestelde uiteinden van Europa bevinden, en die absoluut niks met elkaar gemeen hebben. Behalve dan een gebrek aan internationale uitstraling. En toch blijken ze nauwer verbonden dan ik dacht…
Vrijdagochtend ging ik met Aris naar de speeltuin bij de plaatselijke kerk hier in Metamorfosi. In de speeltuin bevond zich enkel een vrouw met een jongetje, die ik ietsje jonger dan Aris schatte. De vrouw was me onbekend, maar begroette ons desondanks enthousiast met “Geia sou Ari!” Op zich niet zo heel ongewoon: het gebeurt wel vaker in de speeltuinen van Metamorfosi dat mensen die ik nog nooit eerder gezien heb, m’n tweejarig zoontje blijken te kennen. Doorgaans is het m’n echtgenote die tijdens de weekdagen met Aris de speeltuinen bezoekt, en zowel echtgenote als zoonlief hebben daar intussen een aantal oppervlakkige vriendschappen opgebouwd met andere speeltuinbezoekers. En daar bleek de vrouw in kwestie dus eentje van.
De dame vertelde me dat Aris en Vasilis – het jongetje dat ze bij zich had – het goed met elkaar konden vinden. Zelf had ze blijkbaar al verschillende fijne gesprekken gehad met Vana, mijn echtgenote. Overigens was ze niet de moeder van Vasilis, maar de dagelijkse babysitter. Wat ik zelf al vermoedde, want de vrouw leunde tegen de 50 aan. Na de nodige small talk in m’n beste Grieks met Despoina – zo heette de dame – richtte ik me in het Nederlands tot Aris, in een poging hem aan het eten te krijgen. Elke ouder is ongetwijfeld bekend met het niveau van bilaterale onderhandelingen die daar soms aan moeten voorafgaan.
Despoina, die al van mijn vrouw vernomen had dat Aris slechts half Grieks was maar niet wist wat de andere helft was, vroeg me welke taal ik met hem sprak. Telkens iemand me hier in Griekenland die vraag stelt, zeg ik allang niet meer Nederlands. Want de reactie is dan steeds weer dezelfde: “Ah, eisai apo tin Olandia! Een Nederlander!” En dan nog vaak een complimentje erachteraan over hoe fijn Amsterdam is of zo. En dan mag ik steeds in het Grieks proberen uitleggen dat Nederlands ook in België gesproken wordt. Vaak tevergeefs, want zowat de helft van ons flatgebouw denkt nog steeds dat ik uit Nederland kom. Die fout maak ik dus niet meer. Wie mij nu vraagt welke taal ik met Aris praat, krijgt steevast “Vlaams” als antwoord.
Dat was dus ook m’n antwoord aan Despoina: “Flamandika“. Despoina reageerde verrassend enthousiast: “Ooh, eisai Velgos!” Het toeval wilde namelijk dat Despoina familie in België had wonen. Ik reageerde op mijn beurt al even enthousiast. Zoals gezegd heeft Metamorfosi geen greintje internationale uitstraling, en in de bijna twee jaar sinds ik er woon, ben ik er nog geen enkele andere expat-inwoner tegen het lijf gelopen. En onder de locals die ik er in die tijd ontmoette, is het aantal dat al eens in België is geweest op een hand te tellen. Het was dus best een aangename verrassing om eens een inwoner van Metamorfosi te treffen die een band met m’n eigen vaderland had.

Ik vroeg Despoina waar in Belgie haar familie woonde. Mijn vermoeden was Brussel, hoofdstad met een aanzienlijke Griekse gemeenschap. Of het kon ook Gent zijn, waar mijn Griekse vrouw en ikzelf een aantal jaren gewoond hebben, en waar we in die tijd ook menig andere Griek hebben ontmoet. Het antwoord van Despoina was echter even verrassend als onwaarschijnlijk:
– “Menoun sto Dendermonde“.
Die zag ik niet aankomen. Mijn eigen geboorteplaats. “Ík kom uit Dendermonde!” reageerde ik geschokt, en met een aanvankelijke achterdocht. Want het leek het soort van practical joke die m’n echtgenote wel eens zou durven uithalen: “Als je m’n vent ziet, moet je ‘m eens wijsmaken dat je familie in Dendermonde hebt. Ja, Den-der-mon-de. Hij gaat het nog geloven ook, je zal wel zien!” Maar m’n wantrouwen verdween al snel toen Despoina begon te vertellen over zaken in Dendermonde die zelfs mijn echtgenote niet kende. Deze dame sprak de waarheid!
En dus vertelde Despoina me over haar neef, die in het centrum van Dendermonde een Grieks restaurant uitbaatte. Sirtaki, in de Bogaerdstraat. Het restaurant was me wel bekend. Meer zelfs: Iany, de zoon van Despoina’s neef, kende ik nog vaag vanuit m’n jeugdjaren in Dendermonde. Wat surreëel om hier, meer dan twintig jaar later en 25.000 kilometer verder, tegen z’n tante aan te lopen! Nooit gedacht dat ik het ooit met een plaatselijke inwoner van Metamorfosi over Cafe ’t Peirt in de Kasteelstraat in Dendermonde zou hebben. Want Despoina kende Dendermonde niet enkel verrassend goed, ze was er ook enorm lyrisch over: “Alles is er zo goed geregeld! Iedereen is er zo vriendelijk!” Mijn tegenargument – “Wel veel regen” – kon ze dan weer niet ontkennen, maar het leek weinig aan haar oordeel over Dendermonde te veranderen.

Despoina’s bewondering voor Dendermonde ging gepaard met licht onbegrip voor m’n keuze voor Metamorfosi: “Wat doe je hier dan in godsnaam? Waarom neem je Vana en Aris niet mee naar Dendermonde, waar je ’t veel beter kan hebben?” Het was niet de eerste keer dat iemand me hier in Griekenland dergelijke vraag stelde. Sinds het ontstaan van de crisis probeert bijna iedereen Griekenland te onvluchten, en meerdere Grieken verklaren me voor gek omdat ik de omgekeerde beweging heb gemaakt. Ook Despoina. Haar ultieme droom, zo vertelde ze me, was om Metamorfosi, Griekenland en de crisis achter zich te laten, en zich bij haar neef in Dendermonde te vestigen. Dendermonde, mijn geboorteplaats. Het provincienest waaruit ik mezelf destijds niet snel genoeg kon losrukken, in mijn verlangen om de wereld te ontdekken. Het gras is altijd groener aan de overkant, zo blijkt maar weer.
Zo herkenbaar…
Jaren geleden ging ik een zomer werken in de tabaks-oogst in een onmogelijk klein dorpje in Ontario. De zonen van in de jaren 50 uitgeweken Belgische tabaks-boeren huurden elke zomer nog wat Belgische studenten in om hen te helpen bij de oogst. In het jaar dat ik ernaartoe trok waren er (ocharme) nog slechts 8 Belgen die in dat project zaten. Toen ik een paar weken ter plaatse was, kwam een Belgische radio-reporter ons interviewen. Hij had zijn vriendin meegenomen voor een kleine vakantie. Toen die mijn familienaam hoorde, vroeg die of ik een zus had die Annemie heette. Bleek haar zus de beste vriendin van mijn oudste zus te zijn. What are the odds?? Dan ben je aan de andere kant van de Atlantische oceaan, in een boeregat, en kom je nog iemand tegen die je zus kent.
Fast forward naar een paar weken later… Ik ben 2 dagen terug in België en het academie-jaar is net terug gestart. Een vriend neemt me mee naar een kot-feestje, waar iemand me aanspreekt omdat hij gehoord had van mijn tabaks-avontuur. Ik vraag hem of hij iets van Canada kent. Hij vraagt me waar ik precies was in Ontario. Blijkt dat hij exact 1 jaar daarvoor met hetzelfde programma in hetzelfde dorpje gewerkt had als ik. Again, what are the odds?? Eén van de beste vrienden van één van mijn beste vrienden, die met hetzelfde programma (die amper een stuk of 10 Belgen per jaar meeneemt) naar exact hetzelfde dorpje mee gereisd is om er in de tabaks-oogst aan de slag te gaan. Hij zat wel bij een andere tabaks-boer, dat dan weer wel, hah! 🙂
Ja, de wereld is soms echt wel héél erg klein.
Geweldige blog trouwens, ik wou dat ik direct terug naar Griekenland kon. 🙂
LikeGeliked door 1 persoon