Het Ros Beiaard, uitgelegd door een uitgeweken Dendermondenaar

Al vijfenhalf jaar is Griekenland mijn thuishaven. Daarvoor: ettelijke jaren Spanje, twee jaar Zwitserland, een jaartje Denemarken, en kortere periodes in Ierland en Duitsland. En daartussen ook nog een flinke brok Gent. Maar mijn roots liggen ontegensprekelijk in Dendermonde. Geboren en getogen Dendermondenaar, meer dan twintig jaar in de Ros Beiaardstad.

Maar laat ik het ook maar meteen toegeven: reeds tijdens mijn jeugd kon ik niet snel genoeg weg uit Dendermonde. Niet dat ik er een ongelukkige jeugd kende, integendeel: ik had er heel wat vrienden, en heb er eigenlijk zelden een moment van verveling gekend. Maar al tijdens mijn puber- en adolescente jaren kreeg ik het benauwd van het provinciale karakter van de gemeente. En ik weet hoe “blasé” dit klinkt, maar zo voelde het nu eenmaal. Ik wou de wereld verkennen, culturen opsnuiven, avonturen beleven. Wat in mijn ogen belet werd door de Dendermondse kleingeestigheid, en daar kreeg ik het steeds moeilijker mee. Zowat elk gesprek leek over hetzelfde te gaan, alle stadsgenoten leken kopieën van elkaar. De oppervlakkige cliches, de bekrompen visies, de kerktorenmentaliteit, kortom, de provinciale voorspelbaaheid: ik was er al snel klaar mee.

En dus vertrok ik uit Dendermonde zodra ik kon: meteen nadat ik afstudeerde, begon ik te zoeken naar een job in het buitenland. Want België was in mijn visie het verlengde van Dendermonde, waar alles en iedereen hetzelfde was, en er voor mij na meer dan twintig jaar nog maar weinig spannends te beleven viel. Na een zoektocht van enkele maanden vond ik mijn ticket naar het internationale avontuur, in de vorm van een baan in Dublin. Ierland bleek achteraf niet het eindstation, en ondertussen telt mijn levensweg meer internationale woonplaatsen dan serieuze relaties. Maar tijdens alle omzwervingen die ik sinds mijn vertrek heb gemaakt, heb ik Dendermonde zelden tot nooit gemist, integendeel. Bij elke terugkeer voor familie- en vriendenbezoekjes, merk ik na enkele dagen steeds weer waarom ik er destijds zo snel mogelijk weg wilde. No regrets.

En toch. Zelfs voor mij, een Dendermondenaar die zonder spijt de gemeente en haar kleinburgerlijkheid zo snel en zo ver mogelijk achter zich heeft gelaten, blijft het Ros Beiaard, het symbool van Dendermonde, iets magisch. “Ons Ros” oefent na al die jaren nog steeds een onvergelijkbare aantrekkingskracht uit, zelfs op 2000 kilometer afstand. Zo hangt er al jaren een getekend portret van het paard en de vier heemskinderen aan de muur van onze flat hier in Athene. In de aanloop naar de recente Ros Beiaardommegang toonde ik ontelbare keren YouTube-filmpjes van de voorgaande edities van de ommegang aan mijn twee kinderen. Elke keer opnieuw moest ik vechten tegen de opkomende tranen. Mijn echtgenote wees me er onlangs ook op dat ze de keren dat ze me zag huilen in onze acht jaar samen op één hand kon tellen. Eén van die zeldzame keren, zei ze met liefdevolle spot, was toen ik haar voor het eerst over het Ros Beiaard vertelde.

Emotioneel weerzien met een oude bekende

En dan ben ik dus nog een van de Dendermondenaren die de gemeente al twee decennia geleden heeft verlaten en er voorts liever zo weinig mogelijk mee te maken heeft. Stel je dus maar eens voor hoe diep de emotie wel moet zitten bij de velen die zich zo goed voelen in Deiremonne dat ze er hun hele leven doorbrengen. ’t Peirt is bijna een religie in Dendermonde, dat merkte ik nog maar eens tijdens de ommegang van vorige maand. Want ja, ook ik was erbij. Zodra de beslissing was genomen dat de stoet dit jaar zou doorgaan, boekte ik een vlucht Athene – Brussel voor eind mei. Vier tickets, want mijn Griekse echtgenote en onze twee kinderen moesten en zouden meekomen, willen of niet.

Ik snap dat dergelijke toewijding aan ons Ros forse wenkbrauwen doet fronsen bij velen buiten Dendermonde. Wat ik echter niet snap, is het steevaste antwoord van de meeste Dendermondenaren op de vraag waar die emotie vandaan komt: “Och jong, da valt ni uit te leggen”. Volgens mij valt het perfect uit te leggen, en ik doe graag een poging, vanuit eigen Dendermondse ervaring. Het begint uiteraard met het zeldzame karakter van de ommegang. Het Ros Beiaard rijdt eens in de tien jaar uit. Slechts één keer in de tien jaar krijgen wij Dendermondenaren ons paard te zien. Ik schets aan de hand van mijn eigen situatie wat dat in de praktijk betekent: de laatste keer dat ik het paard had gezien, kende ik mijn vrouw nog niet eens. Ondertussen zijn wij dus acht jaar samen, waarvan een dikke vijf jaar getrouwd, en hebben we twee kinderen van vijf en twee jaar. En bij de volgende gelegenheid dat ik het paard te zien krijg (en dankzij Covid moeten we dit keer “slechts” 8 jaar wachten), zijn mijn kinderen aan het puberen geslagen. En ben ikzelf een vijftiger. Je beseft pas aan de hand van dergelijke voorbeelden hoeveel tijd er tussen twee edities zit. Hele levensfases gaan ondertussen voorbij.

Mensen van buiten Dendermonde zijn zich evenmin bewust van wat ik gemakshalve “de Ros Beiaardparadox” noem. Hoewel het paard slechts eens in de tien jaar uitgaat, is het Ros Beiaard toch alomtegenwoordig voor wie in Dendermonde opgroeit en woont. In alle plaatselijke scholen wordt ettelijke keren de legende opgerakeld door de onderwijzers. Hele klasprojecten worden aan het Ros Beiaard gewijd, en toneeltjes worden opgevoerd waar elke leerling een van de personages van de sage vertolkt. Jonge kinderen kennen zo het Ros Beiaard en zijn geschiedenis van binnen en van buiten, nog voor ze het paard ooit al eens gezien hebben. En dat gaat zo door naarmate je ouder wordt. Op zowat elke jeugdfuif in Dendermonde legt de DJ minstens één keer per avond het Ros Beiaardlied op. Steevast het sein voor alle aanwezige tieners om elkaar vol enthousiasme in de nek te tillen en als paard en heemskind het jeugdhuis rond te dansen. Wat niet altijd niet altijd even goed afloopt: geregeld duikt er wel eens een zelfverklaard heemskind – al dan niet onder invloed – tegen de grond, meestal tot hilariteit van alle aanwezigen, inclusief het slachtoffer zelf. We zijn duidelijk niet allemaal gemaakt om het Ros Beiaard te berijden.

Maar het illustreert hoe prevalent het Ros Beiaard aanwezig is in het Dendermondse leven. In elk gebouw dat de stad Dendermonde op één of andere manier vertegenwoordigt, hangen ettelijke foto’s van vroegere edities, waarop het Ros in zijn volle glorie te bewonderen valt. Net zoals alle jeugdhuizen het Ros Beiaardlied te pas en te onpas afspelen voor de Dendermondse jeugd, doen plaatselijke cafés hetzelfde voor de “rijpere” Dendermondenaren. Om nog maar te zwijgen van het aantal winkels, frituren en horecazaken die zichzelf naar het Ros Beiaard vernoemd hebben. Ik kan nog wel even doorgaan, maar het zal onderhand wel al duidelijk zijn: er gaat amper een week voorbij waar je als Dendermondenaar niet op een of andere manier met het Ros Beiaard te maken krijgt. En dat dus jaar na jaar. Het spreekt vanzelf hoe dit een gevoel van opwinding creeert, dat zich elk jaar verder opbouwt naarmate de ommegang dichterbij komt. En in de finale aanloop, de allerlaatste maanden voor het langverwachte moment supreme, tijdens dewelke Dendermonde enkel en alleen nog in het teken staat van de nakende ommegang, gaan die spanning en emotie nog eens een pak verder de hoogte in.

En dan is na al die jaren de dag eindelijk aangebroken: de dag dat je je tussen alle andere, zo mogelijk nog enhousiastere Dendermondenaren naar het centrum van de stad mag begeven. Waar de de gezonde spanning en het ongeduld bijna letterlijk in de lucht hangen. Waar je eerst een aantal uren mag genieten van een adembenemende parade die de sage vertelt. Een parade waarvoor je als Dendermondenaar uiteraard mateloos respect hebt vanwege de piekfijne voorbereiding en het geleverde spektakel, maar waarvan je eigenlijk toch ook wel hoopt dat ze snel voorbij is. Want uiteindelijk wachten wij Dendermondenaren toch maar op één ding: ons paard. Voordat we het paard echter te zien krijgen, doen de Dendermondse knaptanden en de drie gildereuzen, die zich ook op de jaarlijkse Reuzenommegang (Katuit in de volksmond) laten bewonderen, vlak voor het einde van de parade ons hart alvast sneller kloppen. En dan, eindelijk: de tonen van het alomgekende Ros Beiaardlied, met volle intensiteit gespeeld door een indrukwekkende fanfare. Mensen voor, naast en achter je worden gek, een daverend gejuich stijgt op en zweept je mee, hoe hard je je er ook tegen verzet. Het paard is daar. Statig en ritmisch tegelijk danst het je voorbij, op de cadans van de pijnders, bereden door de vier heemskinderen. De gekende rood-witte veren op het hoofd. Begeleid door de mythische nar Kalleke Step. Precies zoals je je het herinnerde. Precies zoals je het had gehoopt. Na al die jaren is het daar eindelijk echt. Zoals ik het een Dendermondse jongedame vorige maand tijdens een TV-interview hoorde zeggen: “Probeer dan maar eens ni te bleiten”.

Ik vergelijk het ook graag op de volgende manier: stel je je eens je grote muziekidool voor. Een beroemde zanger wiens carriere je al jaren volgt. Wiens tophit je al jaren aan een stuk meerdere malen per week afspeelt op de radio. Wiens muziekvideo’s je al talloze keren gezien hebt op TV en/of YouTube. Iemand van wie je ontelbare interviews hebt gelezen. Iemand die je op den duur bijna persoonlijk lijkt te kennen zonder dat je ‘m ooit al eens in het echt gezien hebt. En dan, na al die jaren, krijg je plots de kans om hem in levende lijve te zien. Om hem vanop de eerste rij, binnen handbereik, die werelberoemde tophit live te zien brengen. Dat soort ontzag, dat we allen wel hebben wanneer we een idool eindelijk eens in het echt zien optreden. Het is dat soort ontzag, dat soort emotie dat wij Dendermondenaren voelen wanneer we ons paard eindelijk (nog) eens in het echt mogen zien dansen. Tel daar dus ook nog bij dat het zien van het Ros je confonteert met je eigen levenswandel. Je staat er plots bij stil hoe hard je leven is veranderd sinds de laatste keer dat je het paard mocht groeten. En je beseft teglijk ook al hoe hard je leven nog verder veranderd zal zijn wanneer je het paard de volgende keer te zien krijgt – àls je het überhaupt nog eens te zien krijgt. Inderdaad, probeer dan maar eens ni te bleiten.

Een gedachte over “Het Ros Beiaard, uitgelegd door een uitgeweken Dendermondenaar

  1. Altijd blij wanneer ik weer een nieuw schrijfsel op deze blog mag ontdekken. Ik vermoed dat het vaderschap van 2 kleine kinderen en een full-time job je amper nog tijd gunnen om hier nog vaak mee bezig te zijn… Wat die roots betreft… Héél herkenbaar.
    Een paar jaar geleden kwam ik puur toevallig voor een paar maanden terug terecht in mijn home-town. Net als jij kon ik de regio niet snel genoeg achter mij laten toen ik als 17-jarige naar Leuven trok (ik verjaar in de herfst), en net als jij heb ik een aantal jaar in het buitenland gewerkt op verschillende locaties. Ik ben ondertussen al jaren terug in België, maar mijn vrouw is een Duitse, dus ja, ook hier een 2-talige opvoeding. Soit, ik was bij mijn verblijf in mijn home-town vooral haast dagelijks verbaasd hoeveel die roots er toch ergens in blijven zitten. En dat kan ik moeilijk uitleggen. Ik vond nooit ook maar iets fascinerends aan waar ik opgegroeid ben, en een stoet als die bij jullie is er totaal onbestaande. Maar toch, ik had steeds het gevoel dat ik er de mensen direct kon “aanvoelen”, dat ik er minder tijd in moest steken om te snappen wat X of Y nu van mij wou, of wat ze nu precies bedoelden. Nee, iemand zei iets, en je was direct mee in het verhaal. Dat vond ik vrij confronterend, en toch tegelijk een eye-opener… Alsof je plots jezelf een spiegel wordt voorgehouden.
    Je mag dan bij wijze van spreken de halve wereldbol hebben afgereisd, toch blijft je jeugd in je eigen home-town meer sporen te hebben achtergelaten dan je misschien zelf wel wilt toegeven. Mijn vrouw was zelfs zo lief (dat is sowieso één van haar meest bewonderigenswaardige eigenschappen) dat ze voorstelde om terug te verhuizen naar mijn regio… “als je je daar nu éénmaal beter op je gemak voelt”. Ik bedankte met de glimlach op de lippen voor haar aanbod… Ik ben perfect gelukkig waar ik nu woon, al zijn zowel ik als mijn vrouw hier pure import. Maar goed, bottom line… “roots, bloody roots” 😀 Je kan ze soms echt wel moeilijk ontkennen, hoe hard je ook probeert…
    En het feit dat we binnen 3 weken eindelijk nog eens terug in Griekenland zijn, mmmmmmm… ’t klinkt stom om te zeggen, maar voor mij voelt het aan als onze 2nd home… 🙂
    Maar nu toch nog een laatste vraag: hoe reageerden je vrouw en kinderen op het ros Beiaard ?

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s